Ruben & Charlotte - Thailand & Laos

One last night in Bangkok

De tweede dag van de boottocht was net zo mooi als die ervoor. De eerste indruk die we hebben van Laos is dan ook super goed. Wat een mooi land en wat een lieve mensen. Wel valt op dat er veel armoede is. Zo ook in het dorpje dat we bezochten. Het leek wat op het dorp dat we de eerste dag bezochten; dezelfde armoedige huisjes, veel dieren en geen verharde wegen. Ze maakten er zelf whisky, die we natuurlijk ook geproefd hebben. Vlakbij Luang Prabang stopten we ook nog bij een grot, waar heel veel Buddha beelden in stonden. Een deel daarvan is er tijdens de oorlog neergezet, om te zorgen dat het niet gestolen zou worden. Toen we aankwamen in Luang Prabang ging de zon al bijna onder. Dat is hier al rond een uur of 6. We werden naar ons hotel gebracht, waar de kamer wat karig bleek te zijn en we vergezeld werden door een kakkerlak in de badkamer. We hebben later op de avond om een andere kamer gevraagd en zo zaten we in een mooi bungalow’tje met uitzicht op de tuin en de Khan rivier. We aten bij een enig restaurant waar ze Europese gerechten combineren met Aziatische. Even wat anders dan streetfood. Op deze eerste dag hebben we meteen de twee belangrijkste woorden in het Laotiaans geleerd. ‘Sabaidee’ betekent ‘hallo’ (lijkt op het Thaise sawatdee kaa) en ‘kob chai’ betekent ‘bedankt’. Later zal blijken dat Ruben ze nog wel eens door elkaar haalt, waardoor hij ‘hallo’ zegt bij het verlaten van een restaurant of winkel, in plaats van ‘bedankt’.


De dag erna hebben we een tempel bezocht en zijn we een heuvel opgeklommen, waar we bovenop prachtig uitzicht hadden op Luang Prabang en de omliggende bergen. In de avond zijn we naar de Night Market gegaan, the place to be in Luang Prabang. Het ligt in het midden van de stad en heeft aan het begin een food court en daarna zijn er kraampjes met kleding, sjaals, souvenirs etc. We hebben verschillende gerechten van de kraampjes geprobeerd, en dronken nog een biertje met een paar bootmensen (die we dus op de boot naar Luang Prabang hadden ontmoet).


Op woensdag huurden we een scooter en reden we de stad uit. Via smalle weggetjes en langs kleine dorpjes, reden we naar een buffel boerderij. Daar bekeken we buffels, gaven we jonge buffels te drinken en melkten we zelf een buffel (dat is echt lastig!). We aten er cheesecake en ijs, gemaakt van buffel melk. Daarna reden we door naar de bekende Kuang Si waterval. Ze hebben daar ook wat Aziatische zwarte beren zitten, die gered zijn van stropers. Via een glibberig stenen paadje liepen we omhoog, langs verschillende levels van de waterval. Bovenaan is het het mooist, haast schilderachtig. Op het weggetje terug was een vlindertuin, die door Nederlanders wordt gerund. We vroegen ze wat ze de afgelopen 2,5 jaar gedaan hadden en toen zeiden ze dat ze voor de 40 armste kinderen van het dorp gezorgd hadden. Er waren geen toeristen dus ook geen geld en dus was er geen eten voor de mensen in het dorp. Met behulp van donaties vanuit Nederland hebben ze de boel draaiende gehouden. Sinds 2 weken was de vlindertuin weer open. Omdat we veel te lang bleven hangen in de vlindertuin moesten we een beetje haasten om voor sluitingstijd bij het UXO Information Centre te zijn. UXO staat voor unexploded ordnance; bommen die niet ontploft zijn. Dat is ook vandaag de dag nog een serieus probleem in Laos. Tijdens de tweede Indochinese oorlog, bij ons beter bekend als de Vietnam oorlog, bombardeerden de Amerikanen grote delen van Laos. Laos was niet per se een partij in die oorlog, maar omdat de Noord-Vietnamezen routes in Laos gebruikten om munitie e.d. naar het zuiden van Vietnam te brengen, gooiden de Amerikanen bommen op die grensroutes. Een van de meest getroffen delen is de Ho Chi Min Trail, die langs die oostkant van Laos loopt. Laos is het meest gebombardeerde land ter wereld en nog steeds heeft men daar dus last van. Er werd door de Amerikanen veel gebruik gemaakt van klusterbommen, waarvan vaak maar een deel tot ontploffing kwam. Het gevolg was dat grote hoeveelheden niet ontplofte ‘bombies’, zoals ze die hier noemen, zijn blijven liggen. Men probeert zoveel mogelijk onschadelijk te maken, maar er ligt nog zo veel, dat er nog elke 2 weken iemand gewond raakt of overlijdt. Problematisch is ook dat het materiaal waarvan de bommen gemaakt zijn best wat geld oplevert hier. Voor 12 dollar kan je hier een metaaldetector kopen en arme mensen gaan daarmee bewust op zoek naar bommen, om het materiaal te kunnen verkopen, met dus vaak fatale afloop als blijkt dat een bom nog niet tot ontploffing is gekomen. Daarnaast zijn er, net als in Vietnam, stukken grond die niet bruikbaar zijn voor landbouw doordat er chemische stoffen, zoals Agent Orange, op gegooid zijn. Ook worden hier nog kinderen met afwijkingen geboren. Het Information Centre was interessant en indrukwekkend om te bezoeken.


Donderdagochtend ging de wekker om 05.15 uur. Er stond weer eens een ochtendactiviteit op het programma. Op de een of ander manier is er vrijwel elke vakantie wel weer iets waarvoor we bijzonder vroeg moeten opstaan. Bij zonsopkomst gaan de monniken hier de straat op, waar mensen klaar zitten om eten aan de monniken geven, en dat wilden we bekijken. In het straatje bij ons hotel zitten een paar mensen en zien we 4 monniken lopen, maar we gaan wat verderop kijken, waar het wat ‘drukker’ is. Mensen zitten op kleine krukjes op de stoep en hebben mandjes met rijst bij zich. De monniken lopen in een rijtje langs met een kom waar de mensen eten in doen. Mooi om te zien. Daarna gaan we terug naar het hotel waar we rustig ontbijten en om 10.30 uur gaan we met een busje naar het treinstation van Luang Prabang. De rails is gemaakt door China (Laos heeft daar helemaal geen geld voor) en loopt vanaf China door heel Laos tot aan de hoofdstad Vientiane. Het treinstation is enorm en oogt echt Chinees. Het misstaat in het mooie landschap van Laos. De mensen die er werken zijn onvriendelijk en alle bagage wordt gescand en spuitbussen (deo, haarlak) moeten ingeleverd worden. Alle toeristen staan dus hun backpacks uit te pakken en te klagen over het feit dat de deodorant wordt afgepakt. Ook deze gang van zaken past niet bij Laos en is een groot contrast met de vriendelijkheid en relaxte houding van de Lao. Ook binnen in de trein gaat alles nogal overdreven; de grote bagage die boven in de rekken ligt moet precies goed liggen, mag niet uitsteken, touwtjes van backpacks mogen niet naar beneden hangen etc. Daarnaast blijkt de reis ook nog eens saai te zijn, aangezien we continue door tunnels rijden en dus niets van het landschap zien. Het enige voordeel is dat we in een uurtje bij de volgende bestemming, Vang Vieng, zijn, maar als je meer tijd hebt kan je beter met een lokaal busje gaan, ook al duurt dat 4 tot 5 uur. Het feit dat China hier rijk van wordt en de Lao juist niet (weinig mensen nemen nog de bus) voelt ook niet helemaal goed. Anyway, Luang Prabang was leuk, het is een stad maar voelt meer als een dorp, de omgeving is schitterend, het eten lekker en de mensen aardig. Het hotel was ook leuk en de mensen daar al helemaal super vriendelijk. Ondanks dat we ook in onze bungalow op de laatste ochtend een (enorme) kakkerlak in de badkamer troffen, was dit een super fijne plek. Ruben heeft de kakkerlak overigens op vakkundige wijze buiten gezet.


In Vang Vieng heeft de tijd stil gestaan. In dit dorp zijn niet eens overal verharde wegen. Er is in het dorp zelf niet veel te beleven, maar de omgeving is prachtig. Puntige hoge bergen omringen het groene landschap. Onze bungalow bevindt zich net buiten het dorp en ligt in een mooie tuin met uitzicht op de bergen. De eerste middag rijden we met een scooter rond in het dorp, waarna we even gaan zwemmen bij het hotel. ‘S avonds lopen we even over de Night Market, die niet spectaculair is vergeleken met eerdere Night Markets waar we geweest zijn. We aten bij een restaurantje langs de hoofdweg in het dorp, waar ik een heerlijke gele curry met rijst at. Ruben koos een hamburger met friet, terwijl ik ‘m gewaarschuwd had dat hij teleurgesteld zou worden. Ik bleek gelijk te hebben; er was niet veel aan. De mensen hier kan je beter hun eigen eten laten bereiden, dat is fantastisch, maar iets westers wordt ‘m echt niet. We gingen op tijd naar bed en de volgende ochtend vertrokken we met 2 scooters naar een uitzichtpunt. Rubens scooter had geen kentekenplaat en bij die van mij deed de snelheidsmeter het niet. Ook was de kilometerteller opgehouden met tellen bij 70.000 km. Maar ze rijden best. Het paadje naar boven bij het uitzichtpunt was behoorlijk steilen het laatste deel moest je klauteren met handen en voeten. Gelukkig was het half 9 in de ochtend en dus niet op het warmst van de dag, maar alsnog waren we helemaal bezweet toen we boven kwamen. Het uitzicht bleek alle moeite waard te zijn. Je kreeg een 360 graden uitzicht op het groene landschap, de omliggende bergen, de rijstvelden met buffels en de onverharde weggetjes er tussen door. Beneden kochten we wat te drinken en vervolgden onze weg naar de Blue Lagoon. De route daar naar toen was geheel over onverharde wegen. Zand en grind maakten de weg af en toe stoffig als er een auto voorbij kwam. Het landschap is schitterend, dus we rijden langzaam om alles goed te kunnen zien. We passeren kleine dorpjes waar kinderen naar ons zwaaien en magere kippen de weg over rennen. Slaperige honden kijken op als we langs ze rijden. Bij de Blue Lagoon treffen we mooi blauw water, wat best koud blijkt te zijn. Ruben duikt er in één keer in terwijl ik teen voor teen ga. De zon brandt op m’n huid en m’n hele tube zonnebrand factor 50 is er bijna doorheen, dus ik ga in een houten huisje aan de kant zitten, terwijl Ruben zich vermaakt in een rubberen band en kletst met een paar andere toeristen. We spreken daarna nog een Deens stel, dat hierna naar Hanoi vliegt en een paar weken in Vietnam gaat reizen. Goede herinneringen komen naar boven en we hebben ze nog wat tips gegeven. Na zo’n anderhalf uur rijden we verder naar nog een andere Lagoon, er zijn er wel een stuk of 8 in de omgeving. Ondertussen is het bloedheet geworden. Gelukkig merken we daar iets minder van op de scooter. Na de scootertrip hangen we nog even in het zwembad en bij onze bungalow en eten we bij het hotel.


De ochtend erna werden we om 8 uur opgehaald. De rit naar Vientiane doen we met een privé chauffeur. De trein vertrekt te laat op de dag en de bussen schijnen alles behalve betrouwbaar te zijn. De chauffeur heb ik ergens op facebook gevonden en ik had een dag van te voren met hem geregeld dat hij ons zou brengen. We rijden via de Expressway, een nieuw aangelegde snelweg. En ja, ook dit is door de Chinezen gefinancierd. De snelweg is nu zo’n 2 jaar in gebruik en zorgt ervoor dat je in anderhalf uur van Vang Vieng naar Vientiane kunt komen. Via de normale route duurt het 3 à 4 uur. Er moet wel 10 dollar tol betaald worden. Dat is de reden dat de lokale bevolking geen gebruik maakt van de snelweg, dus het is super rustig. We komen nauwelijks andere auto’s tegen. Rond 10 uur zijn we goed en wel in Vientiane, de hoofdstad van Laos. We worden afgezet bij het busstation waar we kaartjes willen kopen voor een bus die ons ‘s avonds de grens met Thailand over brengt. Misschien was dat niet de beste plek om mee te beginnen in Vientiane, want wát een bende. Zeldzaam. Ik heb best wat busstations gezien in Azië maar dit sloeg nergens op. We begonnen ons af te vragen of hier werkelijk een bus zou zijn die ons op een afgesproken tijdstip de grens over kon brengen. Toch vonden we iets dat op een ticket office leek en daar wisten we kaartjes voor 15.30 uur te bemachtigen, voor 33.000 Kip per persoon. Dat is nog geen 2 euro. In de paar uren er tussen wilden we wat van de stad zien. We liepen naar Patuxai, een replica van de Arc de Triomphe. Die is gebouwd met cement dat de Lao kregen van de Amerikanen. Eigenlijk was de cement bedoeld voor de bouw van een nieuw vliegveld maar kennelijk is besloten het ergens anders voor te gebruiken. Het ding heeft werkelijk wat weg van de Arc de Triomphe in Parijs en de rotonde er om heen en de straat die er naar toe leidt doen denken aan de Champs Elysees. Helaas mag je al 2 jaar niet meer naar boven in het gebouw maar toch is het mooi om te zien. Daarna bezochten we Wat Si Saket, de oudste tempel van de stad, we aten wat lekkers bij een bakkerijtje en namen een massage van een uur. Tot slot liepen we even rond in een groot winkelcentrum waar een of ander evenement gaande was, waarbij de muziek weer bijzonder hard stond. Al met al hebben we een flink deel van het centrum gezien en een goede indruk van de hoofdstad gekregen. Ook hier is het overigens bloedheet en omdat we de backpacks de hele dag bij ons hebben is het extra zweten. We begaven ons in de loop van de middag naar het busstation waar we zo waar op tijd vertrokken. Laos zijn we zo uit, maar bij de Thaise immigratie duurt het wat langer. Als voor ons allerlei toeristen er tussen uitgehaald worden beginnen we wat zenuwachtig te worden, maar afgezien van de boze blikken van de ambtenaar verliep het goed en konden we met weer een nieuwe stempel van Thailand in ons paspoort doorlopen.


We zijn in Nong Khai, een grensplaatsje. We vragen een tuktuk chauffeur of hij ons naar het centrum brengt. Na een omrit zet hij ons ergens af waar niets gaande is. We vragen of dit wel het centrum is en hij beweert van wel. We lopen een raar donker straatje door en zien wat beweging. Even verderop blijkt een levendige Night Market te zijn. Het lijkt alsof de hele lokale bevolking op de markt rondloopt want het is een drukte van jewelste. Overal eten. Echt Thailand weer, heerlijk. We gaan ergens zitten om wat te drinken en lopen af en toe naar verschillende kraampjes om dingen te proberen. Nadat we nog wat zoete dingen meenemen voor onderweg, pakken we weer de tuktuk naar het treinstation. We gaan met de nachttrein naar Bangkok. Ik had eerste klas tickets geboekt, dus we zitten met z’n tweeën in een coupeetje. De bedjes zijn al opgemaakt en we hebben een eigen kraantje in de coupé. Het ziet er keurig uit. We kijken twee afleveringen van een serie op de iPad en eten de zoetigheid die we op de markt gekocht hadden. Rond 11 uur gaan we slapen. We slapen prima, alleen een beetje kort. Rond 04.30 begint er een vrouwtje in het Thais van alles te roepen door de luidspreker. We blijven nog even liggen maar maken ons uiteindelijk klaar en zijn om 06.00 uur in Bangkok. Ik herken het treinstation, Hualamphong, nog van de vorige keer (9 jaar geleden). We nemen het openbaar vervoer naar ons hotel, waar ik een kamer voor overdag geboekt heb. Zo kunnen we nog even douchen en relaxen voordat we nog een dag de stad in gaan. We zitten nu in een heel ander gedeelte van Bangkok dan in het begin van de vakantie. Dit is het deel waar hoge gebouwen, moderne hotels en enorme winkelcentra zijn. Héél anders dan het oude Bangkok. We gaan een winkelcentrum met 7 verdiepingen door en kopen nog wat spulletjes. Het is druk overal want het is zondag, dus ook de Thai zijn aan het shoppen. We lopen nog langs wat marktjes buiten en drinken een of andere Aziatische koude thee met melk. Ze zijn hier gek op dat soort drankjes. We merken dat we een korte nacht hebben gehad dus we gaan nog even terug naar het hotel om een uurtje te tukken en dan pakken we weer in. We checken uit en laten de bagage in het hotel staan. Het laatste avondje Bangkok. We gaan eten bij een tentje op de hoek. Ik neem de zoveelste curry met rijst, maar deze is behoorlijk pittig. Wel erg lekker, dus een geslaagde laatste maaltijd. Daarna gaan we naar weer een ander gedeelte van de stad, waar Ruben last minute toch maar beslist een nieuwe tattoo te nemen. Meestal komen de tattoo’s ná de vakantie, maar hey, in Bangkok een tattoo laten zetten is wel cool. De familie Wong tatoeëert al decennia lang en staat goed bekend. Ruim een uur ligt Ruben op een tafel in een hokje van 3 x 3 meter, in een schimmig deel van de stad. Als Jay Wong klaar is prijkt er een mooie Thaise tuktuk op Rubens kuit. We lopen even door naar het Red Light District, waar we bijzondere taferelen waarnemen. Het is leuk om diverse delen van Bangkok te zien, zó verschillend. Misschien komt daar de uitdrukking ‘same same but different’ vandaan, die ze in Bangkok graag gebruiken. We drinken nog wat in een barretje vlakbij het hotel en begeven ons naar het vliegveld. Het zit er weer op.


Het duurde 2 jaar langer dan gepland, maar we hebben weer een heerlijke vakantie gehad. Thailand voelde bekend en Laos was verrassend mooi. Laos is veel minder ontwikkeld dan Thailand, maar ook dat heeft z’n charme. We hebben genoten van alles wat deze landen te bieden hebben. Leuke steden, prachtige natuur, vriendelijke mensen en lekker eten. Veel curry’s, klassiekers als Pad Thai en Tom Kha Kai en natuurlijk ook de nodige tosti’s, fruitsapjes en ijskoffie’s. Nu weer terug naar huis, naar het koude Nederland, waar onze trouwe viervoeter op ons wacht.


We’ll be back.

Buddha, Rambo en de Mekong

Na donderdagochtend van een uitgebreid ontbijt genoten te hebben, zijn we de stad in gegaan. Het oude stadscentrum van Chiang Mai is een gebied van hooguit 2 x 2 km, een vierkant dat omringd wordt door water en deels oude stadsmuren. We bezochten zo'n 4 tempels, allemaal op loopafstand van elkaar. Heel verschillende tempels, de een met donker hout van binnen, de ander goudkleurig en weer een ander versierd met allerlei kleurrijke schilderingen. In vrijwel alle tempels in Thailand staat een gouden Buddha. De Buddha beelden hebben verschillende poses; staand, zittend of liggend en ook de handen zijn in verschillende houdingen. Al die poses hebben een eigen betekenis. De Thai die een tempel bezoeken knielen voor het beeld en vaak wordt er wierook gebrand en worden er offers gebracht. Dat kan geld zijn, maar ook wat eten of een open flesje drinken. Dat zet men dan voor het beeld neer. Je moet in een tempel altijd je schoenen uit doen en je schouders en benen bedekken. Dus, veel schoenen aan en uit deze dag en kijken naar al het moois. Na al dat lopen namen we een voetmassage van een half uur op de hoek van de straat en werd er geluncht met een heerlijke tosti van de 7-Eleven, nog steeds een topper. Wel jammer dat je ze nu in een dun papieren zakje krijgt in plaats van een kartonnetje, maar dat doet aan de smaak niets af. Daarna zijn we met de songthaew naar het busstation gegaan om daar alvast tickets te halen voor zaterdag. De songthaew (letterlijke betekenis 2 bankjes) is een veel gebruikte vorm van transport in Chiang Mai. Het is een soort pick up truck met dus 2 bankjes, waar je samen met anderen gebruik van maakt. Als er een stopt zeg je waar je naar toe moet en dan geeft de chauffeur aan of je mee kan of niet. Om half 5 werden we opgehaald in het hotel voor een boottochtje over de Ping rivier. Slechts 1 andere toerist deelde de boot met ons, dus het was bijna een privétour. Voor ons prima, voor het bedrijf wat minder. Het bootmannetje gaf ook aan dat het nog lang niet zo druk is als voor corona. Ook bij de 'boerderij' waar we stopten was te merken dat corona flink huisgehouden heeft. Het grote restaurant lag er maar verlaten bij en de eigenaresse was dolblij dat we een souvenir ter waarde van 2 euro kochten. Leuk weetje over die plek is dat het begin van de film Rambo 4 daar is opgenomen. Ook al is dat geruime tijd geleden, het ziet er nog precies hetzelfde uit. Terug in de stad bezochten we de Night Market. Daar vind je kleding, souvenirs en sieraden voor een klein prijsje, en als je afdingt een nog kleiner prijsje. We aten nog wat lokale snacks en sloten af met één van mijn favorieten; mango sticky rice.


Op vrijdag huurden we twee scooters voor 200 baht per stuk en reden we de stad uit. Deze scooters zijn niet begrensd bij 50 km/h dus je kunt lekker doorrijden. We reden de Samoeng loop, een ronde van zo'n 100 km. Mooie, goed geasfalteerde weggetjes, die soms flink stijl waren en scherpe bochten hadden. Zo passeerden we kleine dorpjes, mooie tempels, rozentuinen, aardbeienplantages en watervallen. Onderweg spotten we nog wat olifanten en een slangetje hier en daar. Omdat we wat hoger in de bergen waren was het soms wat koud, iets wat je je bijna niet kunt voorstellen in Thailand. Sowieso is het in het noorden wat koeler dan in de rest van Thailand. In de nacht koelt het ook aardig af, terwijl het in Bangkok bijvoorbeeld gewoon 28/29 graden blijft 's nachts. Toen we met de scooter terug kwamen in de stad regelden we nog wat praktische zaken. We haalden treintickets voor later op bij het treinstation, wisselden nog wat euro's in (de wisselkoers is hier slechter dan in Bangkok) en we haalden onze was op. Daarna leverden we de scooters in en maakten we ons klaar voor een avondje thais street food. We hadden om half 7 afgesproken met Naphat, een lief thais vrouwtje, die ons mee nam naar 2 verschillende markten om allerlei lokaal eten te proberen. Ze vertelde van alles over de gerechten, ingrediënten en de manier waarop iets gegeten werd. We aten eerst een rode curry met noodles en kip en een rijstgerecht met varkenshuid- en vlees en eendenei. Daarbij nam je dan 1 knoflookteen (weliswaar een kleintje, maar toch, en een kwart peper per hap (!) eten. Op de volgende markt namen we groene currysoep en 2 'snacks'. De ene was een lokale worst met vlees en veel kruiden. De ander was gebraden en gekruid varkensvlees. Daarbij namen we een blik Chang bier.


Op zaterdag vertrokken we vroeg in de ochtend met de bus naar Chiang Khong, een plaatsje vlakbij de grens met Laos. De busrit, die ruim 6 uur duurde, was goed te doen; we hadden comfortabele stoelen en de route was schilderachtig. Chiang Khong is een klein plaatsje waar niet veel te doen is. De verbaasde blikken van de Thai verraden dat hier al even geen toeristen zijn geweest. Wij komen er maar een handjevol tegen als we een rondje lopen, ergens wat drinken en 's avonds een heerlijke Pad Thai eten. Op zondagochtend doen we de gordijnen van onze kamer open en kijken we naar een prachtige zon die opkomt van achter de bergen in Laos. De Mekong rivier is de natuurlijke grens tussen Thailand en Laos, waar je vroeger met een bootje overheen kon om naar de andere kant te gaan. Nu mag je alleen nog over de Friendship Bridge, die een jaar of 9 geleden gebouwd is. Op meerdere plekken is zo'n brug tussen de twee landen, waarvan dit nummer 4 is. We steken moeiteloos de grens over, waar we in het plaatsje Huay Xai terecht komen. Vanaf daar vertrekt de slowboat, waarmee we in twee dagen naar Luang Prabang reizen. De slowboat is, ondanks dat de naam doet vermoeden dat 'ie langzaam is, de beste manier om vanaf de grens bij Luang Prabang te komen. Je kunt ook een speedboat nemen, maar dat wordt sterk afgeraden. Niet alleen omdat het oncomfortabel is, maar ook omdat het levensgevaarlijk is. Onderweg komen we er een paar tegen en dan begrijpen we waarom. Er passen slechts 6 mensen in, want het zijn kleine bootjes, je zit heel laag bij het water, de 'kapitein' draagt een scooterhelm en de rest van de passagiers niet en ze gaan ongekend hard. Aan de zijkant en op de bodem van de rivier zijn puntige rotsen. De rivier staat nu zo'n 5 meter lager dan in het regenseizoen, daardoor kan je de rotsen op sommige plekken goed zien. Wij zitten dus niet op een snelle boot, maar op een comfortabele, houten boot waar we lekker kunnen zitten om van het uitzicht te genieten. Want wat is het SCHITTEREND! De rivier stroomt door de groene bergen heen, met aan de kant kleine huisjes, mensen die aan het vissen zijn en buffels. Zwarte en roze. Roze?! Jep. Het zijn albino buffels die dus een licht roze kleur hebben, heel mooi. Onderweg stoppen we bij een dorpje waar de huizen van bamboe gemaakt zijn. De mensen, in totaal wonen er ongeveer 100, vinden het leuk dat we er zijn en zwaaien enthousiast. Toch voelen we ons indringers, zeker omdat er een begrafenis blijkt te zijn. In een huisje midden in het dorp ligt de beste man opgebaard in een kist en de rest zit er een beetje omheen. Een droevige gebeurtenis is het echter niet, ze lachen en doen spelletjes. Ze lijken het ook niet erg te vinden dat we er zijn. Op enig moment moeten we aan de kant want er komen 3 monniken aan die bij de overledene komen kijken. Voordat we vertrekken komt er nog een stokoud mannetje met een grijs sikje naar Ruben toe, die wijst naar Ruben z'n tattoos. Trots doet het mannetje zijn shirt omhoog en laat zien dat hij ook tattoos heeft. Hij blijft maar lachen naar Ruben. Terwijl we terug lopen naar de boot zien we nog een aap bij een huis, die vastgebonden blijkt te zitten. Terug op de boot hervatten we de reis, waar het uitzicht adembenemend blijft. Het is helemaal niet erg dat dit twee dagen duurt. Het is bloedheet buiten, maar op de boot waait een lekker windje, waardoor het goed toeven is. We overnachten in Pak Beng, een klein dorpje aan de Mekong. Vanuit ons hotel heb je een prachtig uitzicht over de rivier. We kwamen precies op tijd aan op de zonsondergang te zien. We namen nog snel een duik in het zwembad, waarbij we op het paadje er naar toe een enorme spin tegen kwamen. Dat is dan weer het nadeel van Zuidoost-Azië

Loy Krathong, hagedissen en een schildpad

Regen, wind, 10 graden; hoogste tijd om naar wat meer tropisch gebied af te reizen. We pakten op zondagochtend onze spullen in en in de middag vertrokken we naar Schiphol. Afgezien van het feit dat het megadruk was op de snelweg en we de verkeerde bus pakten vanaf de parkeerplaats, ging het voorspoedig. Bagage was zo ingecheckt, de rijen voor de security vielen wel mee en bij de paspoortcontrole konden we zo doorlopen. Op Schiphol zijn ze al helemaal in de kerstsferen, dus tussen de kerstbomen en lampjes aten we nog wat en voor we het wisten konden we aan boord. Daar had het er alle schijn van dat ook de bagage mee ging, want de KLM app gaf aan dat de bagage aan boord was en via Zoek mijn iPhone kon ik zien dat m'n oude telefoon, die ik in m'n backpack had gestopt, dicht in de buurt was. De vlucht duurde zo'n 11 uur, waarvan ik er zo'n 5 à 6 geslapen heb. Op het vliegveld in Bangkok verliep alles als de gesmeerde bliksem. De stempel stond zo in het paspoort en de bagage kwam vrij vlot de band af rollen. Dat is wel eens anders geweest... We wisselden wat euro's in voor Thaise baht op de benedenverdieping van het vliegveld. Daar is de wisselkoers een stuk gunstiger dan in de aankomsthal; het scheelde bijna 8 euro op 100 euro. We pakten daarna de Airport Rail Link naar het centrum en vanaf daar wilden we met de taxi verder naar het hotel. De eerste drie taxi's wilden niet op de meter rijden, maar voor een vast bedrag. Dan betaal je altijd te veel dus dat wilden we niet. We zaten bij nummer 3 al in de taxi toen hij zei dat hij de meter niet wilde aanzetten, dus midden op straat stapten we weer uit. Ik pakte de backpack uit de kofferbak en kreeg daarbij de rand van het deksel hard tegen m'n hoofd. Lichte paniek, maar snel de bagage op de stoep gezet en wachten op de volgende taxi. Die kwam vrij snel en zo reden we door het drukke verkeer naar het hotel. Voor 80 baht (de vaste prijs die ons was aangeboden was 400 baht) zette deze man ons bij het straatje van het hotel af en gaf ook nog 2 flesjes water mee. Na even opgefrist te hebben zijn we de buurt gaan verkennen en hebben we heerlijk gegeten op de hoek van de straat. We liepen door naar Khao San Road, de bekende straat met bars en streetfood. De muziek stond oorverdovend hard en het personeel van de verschillende gelegenheden deed hun uiterste best om je ergens naar binnen te krijgen. Een straatje boven Khao San was net wat rustiger en gezelliger, dus daar dronken we wat en rond 10 uur liepen we weer terug naar het hotel, want echt een lange nacht hadden we niet gehad. De volgende dag pakten we de boot over de Chao Phraya, naar Wat Arun, een tempel aan de rivier. Rustig rondgekeken naar al het moois en toen de rivier weer overgestoken naar Chinatown. Deze Chinese wijk is heel leuk om even in rond te lopen. We kwamen langs allerlei marktkraampjes met etenswaren die we nog nooit gezien hadden, maar ook eindeloze winkeltjes met slippers, hoedjes en kleding. We bezochten een tempel met een (echt) gouden Buddha beeld en daarna wisselden we opnieuw wat euro's in voor Thaise baht, deze keer tegen een nog betere wisselkoers. Daarna gingen we met de tuktuk naar de plek waar we een boottochtje hadden geboekt. Met zo'n 10 man en de gids voeren we met een longtail boat, zo'n typisch Thais bootje, een stuk over de grote rivier, om daarna af te slaan naar een kleiner kanaal. We moesten door een sluis, omdat het water in de kanalen lager is. Het gebied waar we rond voeren is niet toeristisch, het zijn de wijken waar de lokale bevolking woont. Vanaf het water kun je veel van het dagelijks leven zien. Armoedige houten huisjes, mensen in kleine bootjes met handelswaar, grote hagedissen op de kant (1,5 meter lang) en veel plastic in het water. Bijzonder om te zien. We stopten bij een enorme goudkleurige Buddha, 69 meter hoog, midden in een wijk. Het contrast met de armoede er om om heen was net zo enorm. Aan het einde van de middag gingen we met de boot weer terug naar de pier vlak bij het hotel. Daar kocht Ruben zo'n lange, dunne broek met olifanten er op,waar je iedereen in ziet rondlopen en daarna zijn we naar het hotel gegaan waar we even opfristen om daarna weer op pad te gaan. Het is Loy Krathong, een Thais festival, dus er zijn veel mensen op straat. Er worden kleine kunstwerkjes, krathongs, gemaakt met bloemen, wierook en kaarsjes, die je in het water moet zetten en waarbij je dan een wens kunt doen. Een parkje vlakbij het hotel was verlicht en versierd en overal waren kraampjes met krathongs. We hebben er ook een gekocht en in het water gelaten. De dag erna was voor nu al weer de laatste in Bangkok. In de ochtend bezochten we nog een tempel, Wat Saket, die op een kunstmatige berg staat. We moesten een aantal trappen omhoog om bij de gouden stupa te komen, maar het uitzicht was zeker de moeite waard. Helemaal rondom kon je de stad zien. Terug bij het hotel pakten we onze spullen en vertoefden we nog even bij het zwembad. Daarna pakten we de taxi naar het vliegveld om naar de volgende bestemming te gaan; Chiang Mai. Het valt meteen op dat het druk is overal, ook hier wordt Loy Krathong gevierd. We zijn naar de plek gelopen waar de festiviteiten plaats vinden. Er was een optocht met praalwagens en muziek en overal is eten. De optocht ging naar de Ping rivier, waar mensen hun krathongs in het water lieten. Ook werden er lampionnen opgelaten en was er vuurwerk. Heel gezellig en veel sfeervoller dan in Bangkok. Daarna heerlijk geslapen en nu, donderdagochtend, zitten we te ontbijten in een enig restaurantje, waar ik 9 jaar geleden ook gegeten heb. Nog steeds staat dit restaurant in de Lonely Planet, en terecht. We zitten lekker in de schaduw, tussen de plantjes, bloemen en een lampionnetje hier en daar. Heerlijk vakantiegevoel. Onderweg hier naar toe kwamen we een man tegen die met zijn schildpad op straat liep terwijl z'n vrouw ondertussen de hond uit liet. Love it here

First overseas trip after covid

Eindelijk, de backpack kan weer van zolder gehaald worden! De laatste keer dat ik die gebruikte was in 2018, Vietnam… En ook deze keer ligt de vakantiebestemming in Zuidoost-Azië. Thailand en Laos om precies te zijn. In 2020 zouden we 3,5 week naar Thailand, Laos en Vietnam gaan, maar corona gooide roet in het eten. Nu gaan we een deel van de route doen die ik destijds in de planning had. Het wordt weer een actieve vakantie, want ik wil zóveel doen in 2 weken tijd.


Beide landen hebben lange tijd de grenzen dicht gehouden voor toeristen, maar inmiddels kan je weer vrij rondreizen, mits je gevaccineerd bent. Wel is het de vraag in hoeverre de toerismesector weer hersteld is na de coronacrisis. Het zal in elk geval nog niet hetzelfde zijn als voor corona. Dat zullen we ook merken aan de prijzen. Niet alleen betaalden we 2 keer zoveel voor de vliegtickets als we in 2020 betaalden, maar ook in de prijzen voor een hotelovernachting is te zien dat het allemaal niet meer voor een habbekrats kan. Zeker in november, als het droge seizoen begint, lopen de prijzen aardig op. Niettemin kan je nog steeds voor een stuk minder dan hier in Nederland een leuk hotelletje boeken. Voor de eerste twee nachten in Bangkok heb ik al een hotel gereserveerd. We verblijven in het oude centrum in de wijk Samsen, vlak bij de Chao Praya, de grote rivier die dwars door Bangkok stroomt. Daarna reizen we door naar Chiang Mai, in het noorden, waar we wat van het Loy Krathong festival hopen mee te maken. Tijdens dit festival worden kleine lichtgevende bootjes in het water gelaten. Hierna begeven we ons nog wat noordelijker tot we bij de Mekong rivier komen, die Thailand van Laos scheidt. Daar steken we over en varen we in twee dagen over de Mekong naar Luang Prabang. Vanaf Luang Prabang reizen we naar het zuiden via Vang Vieng en de hoofdstad Vientiane weer naar de Thaise grens. Daar gaan we met de nachttrein terug naar het beginpunt, Bangkok.


Het klinkt allemaal heel chill, maar ik zie ook weer een paar spreekwoordelijke beren op de weg. Sinds corona is reizen niet meer vanzelfsprekend, maar daarnaast lijkt de situatie op Schiphol niet helemaal onder controle. De rijen voor de controle worden alsmaar langer, maar daar kan je je op voorbereiden. Vervelender is het dat vluchten worden gecanceld en koffers kwijt raken. Met dat laatste heb ik ervaring, maar ik heb er weinig behoefte aan om net als in Dubai weer in Rubens kleren te moeten rondlopen. Sowieso gaat nu de helft van mijn bagage in Ruben z’n backpack en andersom, dan heb je in elk geval nog iets als er een backpack kwijt raakt. Daarnaast stop ik onmisbare zaken in mijn handbagage en voorzie ik mijn backpack van een Airtag, in de hoop ‘m te kunnen opsporen als ‘ie kwijt is.


Ik heb ongelooflijk veel zin om weer naar Thailand te gaan. De laatste keer is inmiddels al weer 7 jaar geleden. In Laos zijn we nog niet eerder geweest, dus ook daar heb ik veel zin in. Nu nog hopen dat de grenzen open blijven, de vlucht niet geannuleerd wordt en de bagage op tijd aankomt. En dan kunnen we weer gaan genieten van de heerlijke gerechten, mooie natuur en lieve mensen. Can’t wait…

Heet en koud

Woensdagochtend namen we de waterbus over de Dubai Creek, naar de wijk Bur Dubai. Daar aangekomen ontbeten we bij een cafeetje aan het water. Het is in dit oude stadsgedeelte heerlijk om rond te lopen door de smalle straatjes met winkeltjes aan weerszijden. Overal komen de geuren van kruiden, wierook en eten je tegemoet. We scoren wat souvenirs en een kasjmier sjaal en maken nog een rondje door Al Fahidi historical district. Hier is nog wat te zien van het oude Dubai, zoals gebouwtjes, modelschepen en een deel van de oude stadsmuur. Daarna zijn we met de waterbus weer terug gegaan naar het hotel, waar we om 2 uur opgehaald werden om te gaan quad rijden in de woestijn. Het was ruim een uur rijden en naarmate de reis vorderde werd de omgeving steeds kaler. De hoge gebouwen maakten plaats voor kale vlaktes. De wegen zijn wel erg goed en netjes. Af en toe passeren we een kar met een kameel er in. Ook langs de weg zien we ze staan. Aangekomen op de plaats van bestemming konden we al gauw plaatsnemen op de quads. Samen met een gids op zijn eigen quad reden we vervolgens de woestijn in. Wat volgde was een uur lang racen door het zand. Zo ver je kon kijken was er alleen maar woestijn de zien. We spotten onderweg nog wat kamelen en ook een aantal dieren waarvan wij dachten dat het geiten waren, maar later begrepen we dat het om de Arabian deer ging, een soort hert dus. Het was snoeiheet in woestijn maar daar hadden we niet heel veel last van omdat we steeds aan het rijden waren. Pas als je stilstond merkte je hoe heet het eigenlijk was. Nadat we ons lekker uitgeleefd hadden op de quads (en die van Ruben het overigens nog begaf vlak voordat we terug waren) werden we weer teruggebracht naar ons hotel. ‘S avonds zijn we wat verder onze wijk in gegaan om te eten. In een drukke straat met knipperende neonlichten boven de restaurantjes en waarin we slecht een handvol andere blanke toeristen hebben gezien, kozen we voor een Pakistaans eettentje met plastic stoelen en plastic borden. We werden aangestaard door de vele donkerbruine ogen. Vrijwel alleen maar mannen trouwens, maar dat is wel typerend voor Dubai, want daar wonen veel meer mannen dan vrouwen. Na heerlijk gegeten te hebben rekenden we nog geen 10 euro af.


Op donderdag gingen we voor het andere uiterste; geen hete woestijn, maar indoor skiën in -5 graden. In de Mall of the Emirates, één van de grote winkelcentra, bevindt zich Ski Dubai. We kochten een pas voor 2 uur skiën, daar zat dan huur van materiaal en outfit bij en onbeperkt gebruik van de skiliften. De sneeuw was prima en het was er, zo in de ochtend, niet druk, dus we hebben heerlijk geskied. Alvast even inkomen voor de wintersport! Wel een aparte ervaring om van de hitte (zeker 35 graden)ineens in een koude winteromgeving te zijn. Daarna nog even in de omgeving van de Burj al Arab rondgelopen, dat kenmerkende hotel aan het water in de vorm van een zeil van een ‘dhow’, een Arabisch zeilschip.


Op de vrijdag is het al weer tijd om in te pakken. Dat is nog best een opgave, omdat we wat kleding en dergelijke gekocht hebben om die eerste dagen door te komen. Dat moet allemaal weer mee in de koffers die toch al vrij vol zaten. Om 12 uur checken we uit en de middag brengen we door aan het zwembad. We eten ‘s avonds in het restaurant op de 18e verdieping van het hotel, waar we voor de laatste keer genieten van een prachtig uitzicht op Dubai. We nemen de taxi naar het vliegveld. Daar gaat alles wonder boven wonder voorspoedig. We hoeven niet te betalen voor de koffers, we vertrekken op tijd, ik slaap de hele vlucht en we komen ook nog op de geplande tijd aan in Frankfurt waar we nog een overstap hebben. Daar zitten we nu aan een kopje koffie en een croissant te wachten op de vlucht naar Amsterdam.


We blikken terug op een vakantie met een gekke start. De eerste 4 dagen zonder koffer toch proberen ervan te genieten was best een opgave maar het is aardig gelukt. We hebben erg veel van Dubai gezien en ik ben blij dat we voor 2 hotels op verschillende locaties hebben gekozen. Zo zagen we niet alleen Downtown Dubai met de hoge wolkenkrabbers, luxe winkels en dikke auto’s, maar ook het oude Dubai, waar het allemaal wat minder fancy is. Daar waar je 5 keer per dag de oproep tot gebed van de moskee hoort, waar je als blanke toerist aangekeken wordt, waar de zwerfkatjes in een hoekje in de schaduw liggen en waar je voor een prikkie heerlijk kunt eten. Dubai is een mengelmoes van allerlei verschillende mensen en culturen en daar hebben we zeker van genoten. Niet minder genoten we van het feit dat we in een warm land op vakantie waren en we géén last hadden van muggen. Misschien is het zelfs voor muggen wel te warm in Dubai.

Bag delivered

Om 4 uur ‘s ochtends ging zaterdag de wekker. Bij het boeken van de tickets had ik bedacht dat we dat er maar voor over moesten hebben, maar het was wel vroeg! Het is heerlijk rustig op straat en nog niet te heet, dus we wandelen lekker naar de Dubai Mall, die uiteraard nog dicht is op dat tijdstip. Ergens een parkeergarage ingelopen en een mannetje aangesproken die ons de weg wees. In een verlaten winkelcentrum (dat de avond ervoor nog BOMVOL was) lopen we naar de ingang van de Burj Khalifa. Slechts een handvol andere mensen zijn net als ons vroeg uit de veren om de zonsopkomst te bekijken vanaf de Burj Khalifa. Alles ziet er spik en span uit daar binnen. We gaan met de lift naar de 124e verdieping, in minder dan een minuut! Het is een van de snelste liften ter wereld. Het ding gaat heel soepel, dus je merkt nauwelijks dat je in beweging bent, ware het niet dat je oren om de paar seconden dicht zitten vanwege het hoogte verschil. Binnen no time stappen we uit en lopen we naar een soort groot terras, buiten dus, met een uitzicht waar je u tegen zegt. Wat kan je ver kijken! Dat mag ook wel, we hebben het immers over het hoogste gebouw ter wereld. Alles is nog donker en naarmate de tijd verstrijkt zien we een lichte gloed aan de horizon ontstaan. Tegen de tijd dat de zon echt opkomt staan we daar al ruim een uur, maar de tijd is voorbij gevlogen. Rond 6.20 uur komt de zon als een rode bal boven de aarde uit. Schitterend! Daarna nog een versnapering en koffie gekregen en weer terug gelopen naar het hotel. Het is nog geen half 8 en we zijn best moe (de afgelopen nachten waren niet de beste) dus we zijn nog even gaan slapen en hebben daarna nog een ontbijtje van het hotel mee gepakt. Na nog even gesport en gezwommen te hebben maakten we ons klaar voor de World Expo 2020 Dubai. Die moest dus eigenlijk in 2020 plaatsvinden maar corona gooide roet in het eten, zodat het 2021 is geworden. Het heet echter nog steeds Expo 2020. Iedere 5 jaar vindt er een World Expo plaats, steeds in een ander land. Er doen zo’n 200 landen mee, die allemaal laten zien wat hun ervaringen en ideeën zijn als het gaat om onderwerpen als mobiliteit, duurzaamheid etc. Ieder land doet dat op een geheel eigen manier. Het is eigenlijk een soort beurs, maar dan enorm. Het is bijna een stad die ze daar gebouwd hebben en er rijden bussen om je van de ene plek naar de andere te vervoeren. We bezochten diverse landen, waaronder natuurlijk Nederland. Erg leuk om een keer mee te maken!


Voor de zondag hadden we een tourtje naar Abu Dhabi geboekt. Dit emiraat is het grootste van de Verenigde Arabische Emiraten en ligt ten zuiden van Dubai. Abu Dhabi is een veel rijker emiraat dan Dubai en dat was in de stad ook wel te zien. Ze hebben niet de enorm hoge gebouwen zoals in Dubai, maar alles ziet er gelikt uit. De Burj Khalifa in Dubai is overigens betaald door Abu Dhabi, omdat Dubai geen geld meer had. Oorspronkelijk zou de toren de Burj Dubai gaan heten, maar omdat Abu Dhabi het uiteindelijk betaalde werd de toren vernoemd naar de sjeik van Abu Dhabi; Khalifa. Burj betekent trouwens toren, dus zodoende Burj Khalifa. Abu Dhabi trekt veel minder toeristen, hun business is olie. Niettemin was het als toerist leuk om de stad te zien. We gingen met een groepje van 6 personen in een grote SUV, een lekker relaxed dagje dus. We zijn langs een aantal bezienswaardigheden gereden met als hoogtepunt de grootste moskee van de Verenigde Arabische Emiraten. In de hele wereld zijn er slechts 7 moskeeën die groter zijn. Wat een mooi en imposant gebouw. Ik moest een gewaad aan en een hoofddoek op, maar dat heeft dan ook wel weer wat. Het was heerlijk rustig in de moskee dus we hebben het op ons gemak kunnen bewonderen. Onder andere het grootste vloedkleed ter wereld en een aantal gigantische kroonluchters met Swarowski kristallenzijn er te zien. Waanzinnig mooi.


Terug in Dubai werden we afgezet bij het hotel. Telkens keek ik bij binnenkomst even om de hoek bij de receptie om te checken of mijn koffer bezorgd was, maar dit keer zei ik tegen Ruben: ach ik hoef niet te kijken, hij is er toch niet. Met dat we doorlopen kijk ik toch even met een schuin oog naar de koffers en ik zie iets roze staan. Ik ren er naar toe, met vreemde blikken van de medewerkers al gevolg, en constateer dat het mijn koffer is. Wat een verrassing! Ik had de hoop eigenlijk al opgegeven en was er vanuit gegaan dat ‘ie echt kwijt was. Na 4 dagen eindelijk mijn eigen spullen weer, wat een verademing! ‘S avonds meteen maar even op geproost bij een bar in het centrum, shisha erbij, helemaal goed.


Maandagochtend zijn we naar een van de stranden gegaan. Het is er erg sfeervol en de zee is heerlijk warm. Af en toe komt er een schol vissen voorbij. Ruben smeert zich in met olie en gaat in de brandende zon liggen, ik kies voor een factor 50 zonnebrandje en de schaduw. Terwijl iedereen in regenachtig Nederland aan de nieuwe werkweek begint, zwemmen wij lekker in de Perzische golf. In de middag verhuizen we naar een ander hotel, in het oude gedeelte van Dubai. Daar aangekomen bleek de kamer nog niet klaar dus we kregen een kopje koffie voor het wachten. Vervolgens kregen we een upgrade van de kamer aangeboden en man, man, man, wat een kamer! Super groot en luxe, uitzicht op Downtown Dubai en van alle gemakken voorzien. Hier houden we het wel vol tot het einde van de week. We gingen meteen weer op pad, dit keer naar The Frame, een gebouw in de vorm van een lijst. Je gaat met een snelle lift omhoog en bovenin is de vloer van glas. Heel leuk. Daarna de wijk tegenover The Frame ingelopen om wat te eten. Wat is het hier anders dan in Downtown Dubai. Dit is duidelijk een minder rijk gedeelte van de stad. Het doet echt wat Aziatisch aan, met knipperende neon lichten en overal winkeltjes, heerlijk. De prijzen zijn er ook wat anders; voor nog geen 20 euro hebben we ons helemaal vol gegeten. De dag erna onze ‘eigen’ nieuwe wijk in gegaan. In Deira vindt je diverse markten, met goud, parfum, kleding etc. Het is er chaotisch druk en overal word je aangesproken door winkeliers. Lekker een shawarma en vers fruitsapje genomen op de hoek van de straat. Daarna weer terug naar het hotel, waar ik nu vanaf m’n zonnebedje met uitzicht op Downtown Dubai dit verhaal post. Op naar de laatste 3 dagen.

Searching for your bag

Tja, toch maar een verhaal, ondanks de wat minder soepele start van deze vakantie.


De aanloop naar de vakantie was al niet zo onbevangen als normaal, vanwege alle corona toestanden, maar als dat het enige was… Aangekomen op Schiphol wachtte ons een leuke verrassing. We mochten 180 euro betalen voor de bagage, want in tegenstelling tot beweringen van Cheaptickets was de ruimbagage NIET inbegrepen bij de tickets. Ik heb Cheaptickets meteen een minder vriendelijk berichtje gestuurd en ze gaan kijken naar een oplossing. Het zal me benieuwen. Anyway, ik besloot al vrij snel m’n dag niet verder te laten verpesten daardoor. Eerste vluchtje naar Frankfurt verliep prima. Korte overstaptijd daar, so far so good. We taxiën over het vliegveld om op te stijgen naar Dubai en moeten op een goed moment even wachten. Het duurt langer en langer en we krijgen wel door dat er iets niet klopt. ‘This is your captain speaking…’ Een aantal personen dat zich niet kon gedragen moest even uit het vliegtuig verwijderd worden. Ze waren kennelijk agressief en hadden het personeel ook aangeraakt. Onacceptabel, aldus de captain. Niet alleen de mensen, maar ook hun bagage moest eruit. Dat betekende dat vrijwel alle koffers (die in grote bakken zitten) uit het vliegtuig gehaald moesten worden en handmatig moesten worden bekeken. 2 uur verder, maar we konden eindelijk opstijgen. De vlucht verliep prima en met zo’n 2 uur vertraging kwamen we na middernacht aan in Dubai. Daar wachtte de volgende verrassing. De koffer van Ruben kwam vrij snel op de bagageband tevoorschijn maar die van mij niet. We stonden even te wachten toen ik een ander hoorde zeggen dat ze een mailtje van Lufthansa had gekregen dat haar koffer niet ingeladen was. Ik kreeg een onderbuik gevoel, slingerde gauw de wifi aan en ‘ping’…. Mailtje van Lufthansa. Uw koffer is niet ingeladen in Frankfurt. En nog een paar zinnen waarmee ze eigenlijk zeiden: zoek het verder zelf maar uit. Ik me gemeld bij een kantoortje, formulier opgemaakt en weggestuurd met de melding dat mijn koffer waarschijnlijk met de volgende vlucht mee zou komen. Helemaal over de zeik dus het vliegveld verlaten in de hoop dat de koffer de volgende dag bij het hotel bezorgd zou worden. Maar je raadt het al, dat gebeurde niet. Ik zocht weer contact met die bagage lui op het vliegveld en die meldden dat er nog niks bekend was. Daar zit je dan, zonder kleding, toiletartikelen, etc. DRAMA. En ik had natuurlijk al een aantal dingen geboekt voor de eerste dag. Dus donderdagochtend hals over kop een jurkje gekocht en wat noodzakelijke spulletjes en zo goed en kwaad als het kon de eerste dag doorgekomen. Ja, de boottocht was mooi, het weer is heerlijk en het nieuwe reuzenrad enorm! Maar echt genoten hebben we niet helaas. Ondertussen was het bericht gekomen dat mijn koffer kwijt is. Men heeft geen enkel idee waar die is, maar er wordt met man en macht gezocht! Sure.

Dag 2, geprobeerd te wennen aan het idee dat mijn koffer niet meer komt en daarom maar naar een winkelcentrum gegaan om wat kleding te kopen. 3 outfits gescoord, een bikini, hoedje, ondergoed en wat toiletartikelen. Ik kan dus de komende dagen wel vooruit, maar man, wat mis ik m’n spullen. Nu realiseer ik me pas hoeveel ik eigenlijk meegenomen had! En het idee dat ik dat allemaal kwijt ben is ook niet top. Ik hoop nog steeds op goed nieuws, maar de kans dat ‘ie nog terug komt wordt steeds kleiner. Online zie ik elke keer nog steeds staan: ‘searching for your bag’. Ik hoop zo dat er komt te staan: ‘delivered’. Je erbij neerleggen dat dat niet gaat gebeuren en genieten van de vakantie is makkelijker gezegd dan gedaan. Vanavond wel echt genoten van een prachtige fontein show bij de Burj Khalifa, waar we overigens vanuit onze hotelkamer schitterend uitzicht op hebben. Morgen vroeg op, want om 5.30 uur gaan we naar boven in die gigantisch hoge toren, om de zonsopkomst te bekijken. Hopend op een leuk vervolg van deze vakantie…

Flying high

We zijn nog aan het bijkomen van de stijle rotswanden die we beklommen in Oostenrijk, en we kunnen alweer gaan inpakken voor de volgende vakantie. Nu geen klimgordels, helmen en bergschoenen, maar bikini’s, zomerjurkjes en slippers. Over 3 weken vliegen we naar een van de zeven emiraten van de Verenigde Arabische Emiraten: Dubai. Yes, eindelijk weer vliegen! De eerste keer weer sinds de coronacrisis. Voor toegang tot Dubai is een negatieve PCR-test vereist, ook al ben je gevaccineerd. We moeten dus eerst even langs een teststraat. Eenmaal in Dubai kan je niet zomaar naar een van de andere emiraten reizen, zodat we in Dubai moeten blijven. Maar niet getreurd, daar valt genoeg te beleven.


Het idee om naar Dubai te gaan ontstond toen we onze vakantie van vorig jaar naar Zuidoost-Azië annuleerden vanwege corona, en we die vliegtickets moesten omboeken. Dubai bleek al geruime tijd stabiel te zijn als het gaat om de vereisten om er binnen te komen, dus dat bood wat zekerheid. Daarnaast is het ook gewoon een hippe, veelzijdige vakantiebestemming en zijn we niet eerder in het Midden-Oosten geweest. Hoogste tijd dus om daar eens een kijkje te gaan nemen.


Dubai staat natuurlijk bekend om de moderne, hoge gebouwen, met name de Burj Khalifa; het hoogste gebouw ter wereld. Sowieso is Dubai wel van de records. Zo is er ook het grootste winkelcentrum ter wereld en opent op de dag dat wij aankomen het hoogste reuzenrad ter wereld. Uiteraard heb ik al een plekje gereserveerd voor de allereerste ‘sunset ride’ in dit reuzenrad. Naast al die extremen is er ook een ouder gedeelte van Dubai, met wat meer laagbouw en gezellige, chaotische drukte. Je vindt er vooral veel ‘souqs’; markten met kruiden, stoffen, goud etc. Omdat zowel Downtown Dubai, met de glimmende wolkenkrabbers, als het oudere, charismatische Dubai mij aansprak, was het moeilijk om de locatie van het hotel te kiezen. Dubai is enorm groot, dus je kunt ook niet zomaar even naar een ander deel van de stad wandelen. Uiteindelijk hebben we er daarom voor gekozen twee hotels te boeken. De eerste helft van de vakantie zitten we in Downtown Dubai, in een hotelkamer met uitzicht op de Burj Khalifa. De tweede helft zitten we in Deira, het historische gedeelte. Een hotel aan de Dubai Creek, een zoutwaterkreek die vanuit de Perzische Golf de stad in loopt. Ook vanuit die hotelkamer zien we de Burj Khalifa, maar dan heel ver weg.


Vanuit die twee locaties gaan we 10 dagen lang optimaal genieten van alles wat Dubai te bieden heeft. Als hier in Nederland de herfst zijn intrede maakt, zitten wij dus hoog en droog in Dubai. Houdoe!